1 mei lezing André Vis
Geachte aanwezigen
Een kleine vijftien maanden voor zijn overlijden op 24 december 1987 gaf Joop den Uyl een interview aan het opinietijdschrift de Groene Amsterdammer. Den Uyl zei in dat interview het volgende over het begrip arbeid in relatie tot de technologische ontwikkeling. Ik citeer:
…Technologische vernieuwing hoeft niet ten koste te gaan van de werkgelegenheid, het kan economische groei oproepen en meer arbeidsplaatsen creëren. Maar dat is geen dwingende gedachte. Het kan slechts als het verbruik sterk stijgt. En aangezien de consumptie de laatste vijftien jaar heel weinig is gestegen op wereldschaal, heeft de technische ontwikkeling bijgedragen aan de werkloosheid. Het tweede is de arbeidsvreugde, de voldoening in het werk. Zestig jaar geleden had je het verzet tegen de lopende band, de mechanisatie die het humane karakter van het werk aantastte. De strijd om de arbeidsvreugde is altijd een groot thema geweest in de klassieke sociaaldemocratie. Een verlengstuk vind je nu als het ware in de gerobotiseerde bedrijven. In hoeverre is arbeidsvoldoening daar mogelijk? Als je kijkt naar de bijna geheel geautomatiseerde Japanse autofabriek – van die enge dingen met die draadjes – dan is de vraag naar arbeidsvreugde volstrekt gemotiveerd…
Joop den Uyl sprak 36 jaar geleden profetische woorden. Hij kon niet exact voorspellen hoe de technologische evolutie zou verlopen. We hadden in 1986 nog niet eens internet, geen smart phones, de computer was slechts iets voor een bedrijf en eventueel voor een schaars individu op zijn zolderkamer, maar geen gemeengoed. Maar wel besefte Den Uyl dat sinds de industriële revolutie de techniek niet meer is weg te denken als een essentiële factor op de arbeid in het algemeen en het arbeidsproces in het bijzonder.
De beroemde econoom John Maynard Keynes zei in de jaren dertig van de vorige eeuw dat de mensen in 2030 dankzij de techniek een werkweek van 15 uur zouden hebben. De techniek zou het werk zo sterk overnemen, dat we in weelde tijd konden besteden aan de werkelijk belangrijke dingen des levens: de cultuur, onze gezinnen, onze gezondheid. We zijn bijna zover, nog acht jaar dan is het 2030, maar iemand die nu zegt dat hij vijftien uur per week werkt en bijvoorbeeld verder vrijwilligerswerk doet, geldt als een sulletje. Nog altijd wordt onder werk betaald werk verstaan. In zo’n cultuur worden workaholics eerder aanbeden (‘Die man werkt wel hard hoor) dan gecorrigeerd (‘Kerel, je bent regelrecht op weg naar een burn-out’). De factor arbeid mag dan onder maatschappelijke omstandigheden als de emancipatie van de vrouw sinds de woorden van Keynes anders worden ingevuld, bijvoorbeeld via part time werk, het wil niet zeggen dat het principe achter het begrip arbeid is veranderd. We werken om een goede boterham te verdienen. Alleen is dat wat onder goed wordt verstaan in de loop der tijden nogal veranderd. Mijn vader was begin 1946 een van de eerste leden van de Partij van de Arbeid. Hij zei ergens rond 2005 tegen mij, tien jaar voor zijn dood: ‘We kunnen de partij wel opheffen. Tenslotte heeft iedere arbeider te eten, een tv in huis en een auto voor de deur, en hij kan ook nog elk jaar op vakantie. Zelfs naar het buitenland’.
Mijn vader was te optimistisch.
De technologie heeft ons leven op zijn kop gezet en heeft in combinatie met onze grenzeloze zoektocht naar almaar meer, mooiere en luxueuzere consumptiegoederen het begrip arbeid en ons dagelijks werk zozeer op zijn kop gezet dat volgens de jaarlijkse arbeidsmonitor maar 30 procent van de bevolking tevreden is met zijn werk, dat de wachtkamers van de huisartsen vollopen met gestreste werknemers die de druk niet meer aankunnen. Als we een keer halt houden, dan zou Keynes gelijk hebben gehad. Maar het tegenovergestelde is het geval. Omdat we steeds meer willen, komen we nu zelfs arbeidskrachten te kort.
En ook Joop den Uyl had weliswaar het draadje te pakken: een grotere consumptievraag zal een grotere productie met zich meebrengen en dus meer werk genereren, maar hij ging alleen van de vraagkant uit met bijbehorend plaatje voor de werkgelegenheid. Hij onderschatte de aanbodkant en die wordt bepaald door de werkgevers, de ondernemers. En deze mensen zijn op aard om zoveel mogelijk geld te verdienen, zoveel mogelijk aandeelhouders te dienen en zoveel mogelijk vermogen op te bouwen. Want we weten het sinds de Franse econoom Thomas Piketty in 2014 de bestseller Kapitaal in de 21e eeuw schreef zeker: geld verdien je met vermogen, niet met arbeid. Daar waar Den Uyl nog dacht dat technologie het productieproces moest stimuleren, daar is de techniek ook en vooral gebruikt om de kosten te drukken. Een machine is vaak goedkoper en sneller dan een mens. Hoe goedkoper een product, des te groter de winst. Want een goedkopere productie ten gunste laten komen van de consument, dan ben je een dief van je eigen ondernemersportemonnee. Dat is de insteek, dat is de gedachte, daar leven de ondernemers voor.
De gevolgen waren fnuikend. Want ineens was de technologische vernieuwing niet meer dienend aan de werknemer, de werknemer werd dienend aan de technologie. Dat lijkt een nuanceverschil maar in de praktijk is het een verschil van dag en nacht. Het salaris van de werknemer werd niet meer als iets vanzelfsprekends gezien, niet als een investering maar als een kostenpost. De mens als kostenpost, de machine als investering om meer te verdienen.
Vanuit die gedachte hebben we ons economisch leven ingericht: tegen zo min mogelijk kosten met een zo hoog mogelijk rendement. Daarom is het niet verstandig veel werknemers met een vast contract op je loonlijst te hebben. Dat is maar lastig. Als ze ziek zijn moet je loon doorbetalen, overwerk moet betaald worden, je hebt altijd gedoe over de CAO en als de orders opdrogen dan lopen ze elkaar in de weg met niets doen. En zo vonden we de flexibele schil uit, ideaal voor de winst, een drama voor de mens. De vaste baan van werknemers – noodzakelijk voor een gevoel van zekerheid, veiligheid, betrouwbaarheid, consistentie, noodzakelijk als je een huis wilt kopen, als je met je partner een planning maakt voor de toekomst – die vaste baan verdween. De ZZP’er kwam er voor in de plaats. En ja, er zijn ZZP’ers die het goed hebben. Dat zijn de snelle consultancy jongens die tussen de 200 en 400 euro per vragen voor een advies op een beleidsbeslissing, omdat de mensen die er voor zijn aangesteld dat besluit niet zelfstandig durven te nemen. Maar het gaat om de ambachtslieden die in slappe tijden worden ontslagen, in arren moede voor zichzelf beginnen als ZZP’er, in hun eigen pensioen en arbeidsongeschiktheid moeten voorzien en maar moeten hopen dat er niets ernstigs gebeurt. Bijvoorbeeld een virus dat de wereld plat legt.
De ZZP’er paste in een wereld waarin het individu zijn plaats opeiste, zich steeds minder gelegen liet liggen aan het collectief, waarin binding en verbinding een kwijnend bestaan leden, waarin verenigingen, vakbonden, politieke partijen, omroepen de mensen zagen weglopen. Maar het leverde in combinatie met de technologische vooruitgang – lees: het internet in het algemeen en de I Phone in het bijzonder – tragische taferelen op, zoals de laatste vijf à tien jaar duidelijk werd.
De wereld is verbollicommisseerd. Bol.com is de verpersoonlijking van een wereld waarin de leveranciers hun pakketten over het land verspreiden, waarin werknemers worden uitgebuit in de opslagcentra ten einde de consumptiegoederen nog de volgende dag bij de besteller aan de deur af te leveren. En dat allemaal omdat we te beroerd zijn even een wandelingetje naar de winkel te maken, het product van onze gading te kopen, een praatje te maken met het winkelpersoneel, een grap hier, een grol daar, we kunnen het niet meer. We zitten achter onze laptop en onze i Phone en bestellen met enkele kliks binnen de minuut onze nieuwe spijkerbroek.
Maar het kan nog gekker. Er razen jongens op scooters en citybikes door de straten om een pizza te bezorgen en reken er op dat zij hun target moeten halen. Zoveel bezoekjes in een uur, anders werk je niet hard genoeg. Voor jou een andere tiener. Dan hebben we ook nog de bezorgdienst van Albert Heijn, de busjes van Picnic, een online supermarkt die geen winkels heeft maar alles uit de magazijnen her en der weggrist, en in de avonduren de doos met producten voor de deur zet, omdat de tweeverdieners natuurlijk geen tijd hadden om even de boodschappen te doen. Want tijd is kostbaar in de 21e eeuw. De onthaasting van Margreet de Boer, voormalig minister van Milieu, uit de jaren negentig klinkt als een noodkreet uit een vorig tijdperk.
Er zijn grenzen aan de gekte. Op de eerste dag van de voorjaarsvakantie, vorige week zaterdag, brak op Schiphol grote paniek uit. Het bagagepersoneel van KLM pikte het niet meer en gooide de boel plat. Daar stonden alle vakantiegangers met hun koffers, zij die zoveel verdienen dat een weekje Canarische Eilanden of Curacao met het gezin een vanzelfsprekendheid is. Ze waren afhankelijk van mensen met banen waarop veel te vaak wordt neergekeken, zij, die vakantiegangers, tweeverdieners met hun vaste banen en gegarandeerde inkomens. Afhankelijk van een pervers systeem waarin Schiphol de bagage-afhandeling heeft uitbesteed, waar zeven bedrijven dingen naar de hand van de grote luchtvaartmaatschappijen en concurreren op prijs. Opdat Schiphol kan zeggen dat ze de goedkoopste luchthaven ter wereld zijn; dit ten koste van het bagagepersoneel met zijn slechte knieën, versleten ruggen en aangetaste longen.
Het grondpersoneel van KLM heeft het helemaal gehad met dit systeem. De werkdruk is gigantisch omdat de flexibele schil tijdens de coronaperiode op straat is gesmeten of vrijwillig is vertrokken, en er nu te weinig mensen zijn om het toenemend aantal reizigers te bedienen. Voorts is in de sector een toekomstig loon van 14 euro per uur afgesproken, wat nog steeds een habbekrats is, maar goed. KLM zit er thans onder met 10.86 euro. Al wat het bagagepersoneel wil, is een waardig loon, een vaste aanstelling, zodat de job aantrekkelijker wordt en er meer personeel kan worden aangetrokken, waardoor de werkdruk daalt. Maar de luchtvaartmaatschappij die door de belastingbetaler tijdens de coronacrisis is gesubsidieerd, betaalt 10.86 euro per uur en geeft de topman een bonus van 1,1 miljoen euro en een aandelenpakket à raison van 2 miljoen euro.
In een tijd waarin de technologie nog veel machtiger is dan Den Uyl in 1986 dacht, waarin de arbeidstijd en de zweetdruppels een veelvoud vormen van dat wat Keynes in 1930 vermoedde, wordt de onderkant van de arbeidsmarkt nog altijd honds behandeld. Zij zijn in werkelijkheid de steunpilaren van onze westerse, schatrijke samenleving. De toegangswegen naar Schiphol moesten vorige week zaterdag worden afgesloten omdat de situatie onbeheersbaar dreigde te worden. En dat allemaal omdat 150 medewerkers die er voor zorgen dat uw en mijn koffers op het juiste vliegveld worden afgeleverd, er het bijltje bij neergooiden. Zij brachten in de praktijk wat Jesse Frederik en Rutger Bregman in 2019 schreven in hun boek Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. Als de vuilnismannen staken, lopen de ratten over straat, als de bankiers staken, vinden de burgers een alternatief systeem zoals in 1970 in Ierland. Het is zoals de Duitse filosoof Hegel al zei in de negentiende eeuw: ‘In werkelijkheid zijn de knechten de baas, en zijn de bazen knecht van hun werknemers’. Of nog altijd geldt: ‘Als uw machtige arm het wil, staat gans het radarwerk stil’.
Waar het ten diepste om gaat, is fatsoen. Hebben we het fatsoen arbeid te waarderen ongeacht of dit werk intellectuele of ambachtelijke vaardigheden vereist? In het beginselprogramma van de Partij van de Arbeid uit 2005 is fatsoen een scharnier. Alleen als we fatsoenlijk denken, kunnen we iedereen bestaanszekerheid geven. Alleen dan erkennen we de gelijkwaardigheid van mensen, een basisprincipe van de sociaaldemocratie. Zien we de maatschappij daarentegen als een verzameling individuen die op grond van hun karaktereigenschappen en vaardigheden een plek toebehoort volgens een hiërarchie, dan zitten we op het spoor van Margaret Thatcher, de Britse premier uit de jaren tachtig: ‘There is no such thing as society’, zei ze. Er is niet zoiets als een samenleving
‘Elke arbeider verdient zijn autootje’. Het is een van de uitspraken van Joop den Uyl die nog altijd wordt geciteerd. Zo kan de arbeider zich emanciperen, zijn vrijheid ontwikkelen, nieuwe werelden ontdekken op de vleugels van zijn mobiliteit. De onzekerheden van de flexibele schil, de uitbuiting van de vaak buitenlandse werknemers in de opslagcentra van de digitale winkels, de chauffeurs van DHL en Picnic, de fietskoeriers van Gorillas, de scootertieners van Domino’s met hun platte pizzadozen, het bagagepersoneel op Schiphol dat zich in het zweet werkt – Joop den Uyl regeerde een kleine vijftig jaar geleden en zette toen al zijn hele hebben en houden in voor de onderkant van de samenleving, zoals dat vaak wordt genoemd. Maar de uitbuiting is niet verdwenen.
De techniek is voortgeschreden, de app op de i Phone heeft de mens verdrongen. Juist dan is het essentieel dat we blijven gedenken waar het ten diepste om gaat: om de waardigheid van de mens, de vrijheid zich te ontwikkelen overeenkomstig zijn kwaliteiten en wensen en de gelijkwaardigheid tùssen mensen. Om de kwaliteit van het bestaan.
Dat er nog maar veel 1 meivieringen mogen volgen. Opdat wij niet vergeten.
Ik dank u voor uw aandacht
André Vis